Het is zover! Na weken van spanningen en felle onderhandelingen in de laatste dagen en uren, heeft de federale regering eindelijk overeenstemming bereikt over de contouren van de toekomstige meerwaardebelasting. Deze zal bestaan uit een heffing van 10% op de gerealiseerde meerwaarden op financiële activa, zoals aandelen en crypto-activa. Ze treedt in werking op 1 januari 2026 en zal niet met terugwerkende kracht gelden.
De bredere schouders een grotere bijdrage laten leveren om de begrotingssituatie van het land te verbeteren en de totale belastingdruk te verlagen. Dat is het mantra van de Vlaamse socialisten van Vooruit sinds ze eind januari besloten deel te nemen aan de Arizona-coalitie. Ze hadden hun goedkeuring van de tijdelijke beperking van werkloosheidsuitkeringen en de recente strategische defensievisie gekoppeld aan de uitvoering van deze maatregel.
Na een lange onderhandelingsdag op vrijdag, gevolgd door een hele nacht van debatten tussen zondag en maandag, heeft het kernkabinet, het beperkte ministeriële comité, maandagochtend een overeenstemming bereikt over deze belasting, die op jaarbasis 500 miljoen euro moet opleveren. Ze is alleen van toepassing wanneer de meerwaarde daadwerkelijk is gerealiseerd, bijvoorbeeld bij verkoop of overdracht. Winst gemaakt in het verleden valt niet onder deze belasting.
Een jaarlijkse vrijstelling van 10.000 euro is voorzien per persoon om kleine en middelgrote investeerders te beschermen. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. De jaarlijkse vrijstelling kan met maximaal 1.000 euro per jaar worden verhoogd, waardoor een maximale vrijstellingsgrens van 15.000 euro kan worden bereikt als er in de afgelopen vijf jaar geen meerwaarde is gerealiseerd, zo legde minister van Financiën Jan Jambon (N-VA) uit.
Er is een verlaagd en progressief tarief voorzien voor belastingplichtigen met een deelname van minstens 20% in een onderneming. Het regime geldt trouwens voor alle types ondernemingen. Voor deze ondernemers wordt een vrijstelling van 1 miljoen euro toegekend over een periode van vijf jaar.
Het is ook vermeldenswaardig dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen en dat aanvullende pensioenen van de tweede en derde pijler niet extra worden belast. De producten van pensioensparen en groepsverzekeringen zijn namelijk uitgesloten.