Ter gelegenheid van de oprichting van het Centre Européen de Recherche et d’Information sur le Frérisme (Europees onderzoeks – en informatiecentrum over het broederisme) ontmoeten we de Franse antropologe Florence Bergeaud -Blackler. Het centrum heeft tot doel wetenschappelijke bronnen te bevorderen over de ideologie die wordt verspreid door bewegingen die banden hebben met de Moslimbroederschap in geseculariseerde democratieën. Florence Bergeaud -Blackler licht haar engagement toe waarvoor ze vandaag haar leven riskeert: “de zoektocht naar waarheid”.
We treffen elkaar in een prestigieus hotel, gelegen tussen de Eiffeltoren en de tuinen van het Élysée. Mensen stromen binnen voor hun zakenlunches en er wordt gefluisterd over businessplannen, Billie Eilish en nieuwe parfumlijnen. Op de bank praten twee vrienden bij over hun laatste avonturen, waarbij lachsalvo’s weerklinken en bar mitswa’s en chocolademelk met slagroom ter sprake komen. Maar meer over die vertrouwelijke, warme en zoete gesprekken vernemen we niet. Precies op dat moment betreedt de man het toneel. Hij is te vroeg. Hij lijkt rechtstreeks uit een modetijdschrift te komen en heeft een zelfverzekerde tred, een openhartige glimlach en een stevige handdruk. Onder zijn witte coltrui draagt hij een dienstwapen dat nauwelijks opvalt. “Ik laat u iets weten zodra de VIP er is”. De atleet maakt deel uit van de antiterreureenheid van de belangrijkste binnenlandse inlichtingendienst van Frankrijk. “We wilden het interview in de bibliotheek doen, maar het is er te druk”. Het zal dus plaatsvinden in de intimiteit van de sigarenbar, afgeschermd van nieuwsgierige blikken, maar onder strenge bewaking.
Vrijheid onder toezicht
Sinds de publicatie van haar laatste boek staat Florence Bergeaud-Blackler, doctor in de antropologie aan het CNRS (Frans nationaal centrum voor wetenschappelijk onderzoek), onder permanente politiebescherming. Al twee jaar wordt ze dagelijks in de gaten gehouden wanneer ze haar huis verlaat. Ze wilde daar ondertussen van afzien, maar haar naasten drongen aan op het behoud van haar bescherming. “Het is een situatie die je niet kiest, maar het resultaat van herhaalde doodsbedreigingen. Sommige mensen zijn geïdentificeerd. Eén man is veroordeeld tot een gevangenisstraf en andere procedures lopen nog. Het ministerie van Binnenlandse Zaken vond de dreiging ernstig genoeg om me permanente bescherming te geven”.
“Het ministerie van Binnenlandse Zaken vond de dreiging ernstig genoeg om me permanente bescherming te geven”
De oorzaak van de dreiging is haar boek Le frérisme et ses réseaux, l’enquête* (Het broederisme en zijn netwerken, het onderzoek, beschikbaar in het Frans). Ondanks talrijke drukkingsmaatregelen, boycots en “leugens die verspreid werden door personen die het niet gelezen hebben”, werd het boek driemaal bekroond en een bestseller in zijn categorie. Er werden tienduizenden exemplaren in Frankrijk en Denemarken verkocht en het zal binnenkort in het Duits en Zweeds worden uitgegeven. “Ik had zo’n succes niet verwacht. Over het algemeen worden er van sociaalwetenschappelijke boeken niet meer dan 400 exemplaren verkocht.”
Het wetenschappelijke materiaal, dat het resultaat is van dertig jaar onderzoek en reflectie, biedt de eerste globale analyse van de evolutie van het broederisme, een fenomeen dat vaak verkeerd begrepen wordt. De beweging kwam voort uit de Moslimbroederschap, die bijna een eeuw geleden na de val van het Ottomaanse Rijk en de afschaffing van het kalifaat in Egypte werd opgericht. Het ontwikkelde zich in de jaren 60, toen vele migranten uit voormalige Franse en Britse koloniën zich vestigden in Europa, de Verenigde Staten, Australië en Nieuw-Zeeland. Het broederisme, dat zich ondertussen over vijf continenten verspreid, wordt in het boek omschreven als een verschijnsel dat meer weg heeft van een intelligent actiesysteem dan van een ideologie. Het is gebaseerd op operationele methoden, waaronder de vorming van intellectuele elites die een verbindend openbaar discours bevorderen, bijvoorbeeld over gelijke kansen, de strijd tegen islamofobie en individuele vrijheden, en het vermogen om mediakanalen, academische, maatschappelijke en institutionele kringen, evenals hoge politieke kringen en andere wetgevende en besluitvormende organen te infiltreren.
In tegenstelling tot het jihadisme roept het broederisme niet op tot geweld. Het is gericht op rekrutering en indoctrinatie van mensen, vaak op jonge leeftijd. De beweging berust op een wereldvisie, namelijk de universele dimensie van één interpretatie van de islam, zijn juridische kader en jurisprudentie, en streeft naar een collectieve identiteit die zich kenmerkt door cohesie tussen moslims van alle nationaliteiten, hun onderlinge solidariteit en hun vermogen om zich aan verschillende culturele contexten aan te passen. Het streeft op lange termijn naar de geleidelijke transformatie van waarden, denkpatronen en gedragingen van zowel moslim- als niet-moslimpopulaties. In dat project spelen vrouwen, door hun acties, opleiding en de exponentiële zichtbaarheid van de hoofddoek in de openbare ruimte, een centrale en bepalende rol.

bij de grensovergang Rafah in het zuiden van de Gazastrook op 8 mei 2013 – © Gabrielle Obispo
“De financiële strategie”
Deze plannen om niet-moslimlanden te islamiseren zouden in de eerste plaats zichtbaar zijn in de voorbereiding van een mondiale acceptatie van islamitische normen op alle gebieden van het politieke, sociale, academische, economische en industriële leven. Zoals blijkt uit de globalisering van de halalmarkt, een “traditie uitgevonden sinds de jaren 80”, benadrukt Florence Bergeaud-Blackler. Ze wijst ook op het onderscheid tussen gewoonten enerzijds en de ritus en de creatie van normen die in de eerste plaats economisch van aard zijn, anderzijds. Volgens een onderzoek dat in 2015 werd gepubliceerd door het persbureau Reuters, zou de markt voor halalproducten en -diensten meer dan 2.000 miljard dollar aan inkomsten vertegenwoordigen, ofwel 12% van de wereldmarkt, met een jaarlijkse groei van ongeveer 6%.
“Aan het einde van de jaren 60 bestond het doel van de Organisatie voor Islamitische Samenwerking erin een grote gemeenschappelijke markt te creëren. (De organisatie met 57 lidstaten wil samenwerking op economisch, sociaal, cultureel en wetenschappelijk gebied bevorderen. Ze is gevestigd in Djedda en heeft een permanente missie bij de Verenigde Naties, red.) Vervolgens werd dit idee toegepast op de export van vlees, vooral uit westerse landen naar islamitische landen. In 1979 stelde de Islamitische Republiek Iran: ‘we willen jullie vlees niet meer eten, het is niet toegestaan, dus we sturen onze operatoren naar jullie slachthuizen om het te controleren’”. Dit juridische model is geïnspireerd op het joodse kasjroet, hoewel dat alleen van toepassing is op de voedingssector. “Zij vonden dus een industrieel ritueel proces uit dat vervolgens breder werd ontwikkeld, waardoor een concurrentie ontstond tussen certificeringsbureaus. Het halalaanbod breidde zich vervolgens uit naar voedsel in zijn geheel, cosmetica, medicijnen, reinigingsproducten voor fabrieken en ruimtes, bescheiden mode, enzovoort. Zo is de halalmarkt een secundaire consumptieruimte voor en door moslims geworden”.
Terwijl het bestaan van dit plan tot hevige controverses leidt in academische kringen, verwijst Bergeaud-Blackler naar de constante beschrijving ervan in literatuur, met name die van de belangrijkste theoreticus van de Europese broederschapbeweging, Yusuf al-Qaradawi (1926-2022). Zijn proefschrift gaf hem een zekere legitimiteit in de ontwikkeling van islamitisch financieren. Hij was een van de belangrijkste aandeelhouders van de Al Taqwa Bank, mede opgericht in Lugano, Zwitserland, aan het eind van de jaren 80 door tot de islam bekeerde Zwitsers, voormalige nazifondsenbeheerders, Syrische en Egyptische zakenlieden en invloedrijke figuren binnen de Moslimbroederschap. De netwerken van de instelling strekten zich vervolgens uit van Londen tot Luxemburg, van de Kaaimaneilanden tot de Verenigde Staten en van Denemarken tot Liechtenstein en de Bahama’s.
De Amerikanen verdachten de bank ervan internationaal terrorisme te financieren, in het bijzonder de operaties van Osama bin Laden in New York en Washington in september 2001. Bij uitgebreid onderzoek naar de bank werd in Zwitserland een handgeschreven document ontdekt dat de onderzoekers “de financiële strategie van de Moslimbroederschap” noemden. Het onderzoek bracht ook connecties aan het licht tussen de directeuren van de bank, de Saoedische koninklijke familie en de Iraanse autoriteiten. De onderzoekers beschouwden dit document, het eerste in zijn soort, dan ook als een “onweerlegbaar bewijs van het bestaan van een geheime Moslimbroederschaporganisatie in het westen” die tot doel heeft “de expansie te verzekeren” van hun “politieke ideologie” op internationaal niveau.
Dystopisch? Florence Bergeaud-Blackler geeft toe dat het haar dertig jaar heeft gekost om die plannen ernstig te nemen. “De dimensie van het plan is ons ontgaan omdat wij de wereld bekijken door een krachtige geseculariseerde filter. We zijn de herinnering aan onze eigen theocratische eeuwen kwijtgeraakt. We zien religie als noodzakelijkerwijs verschillend van politiek, en het woord ‘religie’ verwijst voor ons naar een verzameling overtuigingen, niet naar een sociale en politieke orde.”

Het taboe van de hoofddoek
De antropologe werd beschuldigd van racisme, islamofobie en het “spelen in de kaart van extreemrechts”, maar ze weigert toe te geven aan de verleidingen van schuldgevoelens. “Beschuldigingen van racisme zijn alleen belangrijk als je ze serieus neemt. Ik ben niet bang voor de islam, noch voor religie, maar wel voor wat mensen ermee doen. De strijd tegen islamisme moet een zaak van algemeen belang zijn.”
“Ik ben niet bang voor de islam, noch voor religie, maar wel voor wat mensen ermee doen”
Welk onderscheid maakt ze tussen islam en islamisme? “De islam is een traditie, een erfenis van de mensheid die zich in de loop der tijd heeft aangepast en de kleuren van verschillende culturen heeft aangenomen. Het was een fluïde traditie die gecombineerd kon worden met het dagelijks leven en de lokale overtuigingen, waarbij de systemische en letterlijke kenmerken werden losgelaten, zoals we zagen in Afrika voordat de fundamentalisten arriveerden. Toen ik in de jaren 90 begon met het onderwerp, dacht ik aan de diversiteit van de ‘coole islam’, zoals we dat toen noemden. Maar in werkelijkheid kreeg de fundamentalistische, rigoristische islam vanaf de jaren 70 overal ter wereld voet aan de grond. Dat is islamisme en fundamentalisme. En één van de vormen die dat fundamentalisme aanneemt, is het streven naar een politiek beschavingsproject en vooral de intentie om de wereld te transformeren. In tegenstelling tot de politieke islam, die binnen een natie bestaat, ontkent het broederisme het bestaan van nationale grenzen.”
Het was de zogenaamde “hoofddoekenkwestie van Creil” in 1989 die haar belangstelling voor het onderwerp opwekte. Toen werden twee Franse moslimscholieren van 14 en 13 jaar oud uitgesloten van het college Gabriel Havez in Creil, in de Oise, omdat ze weigerden hun hoofddoek af te doen in de klas. In de reportage die toen werd uitgezonden, werd beschreven hoe de scholieren van kindsbeen af de Koran bestudeerden, hoe ze vijf keer per dag baden en hoe hun prioriteit was om te slagen op school. Op de archiefbeelden zegt één van hen: “Ik vrees God (…) ik zal mijn hoofddoek tot mijn dood dragen”.
“Het hele idee van antropologie is dat je elk vooroordeel dat je hebt, onderzoekt”

“Aanvankelijk werkte ik als IT-specialist in de luchtvaart. Het was een baantje voor de kost. Toen ik genoeg geld had om te studeren, ging ik naar de universiteit. Het onderwerp van de hoofddoek interesseerde me. Dat was drie jaar na de hoofddoekenaffaire in Creil. Ik dacht dat we de redenen waarom meisjes een hoofddoek droegen, nog niet echt hadden bestudeerd en dat we niet naar hen hadden geluisterd. Ik wilde die vrouwen ondervragen en hen volgen. Het hele idee van antropologie is dat je elk vooroordeel dat je hebt, onderzoekt.”
De antropologe ging naar de moskee in haar buurt en vertelde openlijk over haar academische onderzoek. Ze werd er goed ontvangen. “In die moskee werden de teksten gelezen van de Moslimbroederschap, van Hassan al-Banna, Saïd Qutb en Yusuf al-Qaradawi. De praktijk was dominant, erg strikt en gebaseerd op de scheiding der geslachten. Dat verraste me behoorlijk, omdat er in die tijd gesproken werd over de laïcisering van de islam. Maar wat ik in die moskee zag, was het tegenovergestelde. Toen ik mijn observaties aan de universiteit meedeelde, zei men: ‘Je vergist je, die moskee is niet representatief voor de islam in Frankrijk’. Ik had echter het gevoel, vooral toen ik het congres van Le Bourget bijwoonde, dat het toch iets was waar we rekening mee moesten houden en dat het om een krachtige trend ging met een grote aantrekkingskracht.”
Dertig jaar later is de kwestie van de hoofddoek in Europa nog steeds even controversieel. “Het is zeer zorgwekkend dat het vandaag in Brussel gewoonweg onmogelijk is om te praten over de hoofddoek en islamisering en dat het onmogelijk is om pluraliteit op universiteiten te hebben. Wie zal verhinderen dat de broederbeweging zich er vestigt? Niemand biedt weerstand. Geen enkele politieke partij kan verkiezingen winnen zonder de stemmen van moslims. Die worden tegenwoordig echter gedomineerd door een broederideologie die hen terroriseert, soms tot ze ermee instemmen.”
We wagen het haar te vragen of ze vindt dat de hoofddoek verboden moet worden. “Ik vind dat de hoofddoek verboden moet worden voor minderjarigen. Het sluieren van vrouwen is de basis, de structuur en de voorwaarde voor het vestigen van een islamitische samenleving. Zonder het sluieren van vrouwen, zonder scheiding van ruimte, taken en werk tussen de geslachten, is het onmogelijk om een islamitische samenleving op te bouwen”.
“Iedereen zou gedacht hebben dat links de opstand in Iran zou steunen, die onder andere door vrouwen gevoerd werd tegen de verplichte sluier”
Hoe zou dat verbod dan concreet ingevoerd moeten worden? “Ik kan je het antwoord niet geven. Ik weet alleen dat het een aanzienlijke rem zou zetten op de opmars van het islamisme. Iedereen zou gedacht hebben dat links de opstand in Iran zou steunen, die onder andere door vrouwen gevoerd werd tegen de verplichte sluier. Links is echter van mening dat kledij een kwestie van eigen keuze is, maar als vrouwen worden vermoord, verkracht en opgesloten omdat ze zich van hun hoofddoek ontdoen, dan is dat bij uitstek een politieke en zelfs beschavingskwestie. Er is geen enkele partij die het islamisme aan de kaak stelt… buiten verkiezingsperiodes.”
Is dat in Frankrijk ook zo, ondanks het feit dat ze bevorderd werd in het Legioen van Eer? “Mijn gevoel is dat ze op een heel hoog niveau de nodige informatie hebben, maar dat ze er niets mee doen, omdat ze niet weten wat of hoe. Ik denk dat er echt een gebrek aan middelen is. Als het onderwerp ter sprake wordt gebracht, heeft dat electorale gevolgen en die kunnen schadelijk zijn voor alle partijen”.
“België is een land waar je je niet meer kunt uiten. Mensen zijn bang”
Over de Europese hoofdstad is ze scherp. “Brussel is in een zeer gevorderde staat van broederislamisering. Die invloed is zeer zorgwekkend omdat het hier over het hart van Europa gaat. Daar vormen zich ook de tienduizenden lobbygroepen rondom de Europese instellingen.” Wat is haar boodschap aan Belgisch premier Bart de Wever? “Zorg ervoor dat mensen zoals ik hun werk kunnen presenteren en niet gecensureerd worden in België. Ik kon geen lezing geven, terwijl ik veel werk aan België gewijd heb. Het is een land waar je je niet meer vrij kunt uiten. Mensen zijn bang. En een samenleving die bang is, is een samenleving die instort.”
Aangezien ze gecensureerd werd in de uitoefening van haar werk en door een deel van de Franse openbare media, richtte Bergeaud-Blackler het Centre Européen de Recherche et d’Information sur le Frérisme (Europees onderzoeks- en informatiecentrum over het broederisme) op, met de ambitie om wetenschappelijke kennis en begrip aan te reiken om burgers intellectueel te herbewapenen tegen een oorlog die tegen hen wordt gevoerd. “We moeten op onze intelligentie vertrouwen tegenover een intelligent systeem.” Ze werpt de beschuldigingen van politieke recuperatie van zich af en verzekert dat haar nieuwe onderzoekscentrum “onafhankelijk en apolitiek” is en dat ze fondsen zou accepteren van “wie dan ook, ongeacht zijn positie op het politieke spectrum, zolang de gift onvoorwaardelijk is”. Wat drijft haar? “De zoektocht naar waarheid. Ik zie dat mijn land in gevaar is. Daarom is er, met alles wat ik heb doorgemaakt, geen partij die mij zou kunnen omkopen.”