13.7 C
Belgique

Welke Belgische voetbalclubs zitten in buitenlandse handen?

Aan de vooravond van het wereldkampioenschap voetbal 2026, mee georganiseerd door de Verenigde Staten, investeren fondsen van over de Atlantische Oceaan in de Belgische voetbalclubs Luik, Charleroi, Brugge en Oostende. De fondsen hebben de wind in de zeilen, staan scherp dankzij jaren van optimalisatie en boren een ondergewaardeerde markt aan. Ze zijn er waarschijnlijk niet voor de lange termijn of om de filantroop uit te hangen.

Het is intussen al bijna een gewoonte geworden. Een aankondiging waarop de gemiddelde supporter reageert met een zucht, een opgetrokken wenkbrauw of schouderophalen – als het nieuws tenminste niet over zijn favoriete ploeg gaat. Sinds eind 2007, toen de Egyptenaar Maged Samy Lierse kocht met zijn bedrijf Wadi Degla Holding, zijn de fans van Koning Voetbal eraan gewend geraakt om hun club onder buitenlandse vlag te zien varen. Intussen zijn ook Eupen, Sint-Truiden, Leuven en Westerlo gevolgd, met groepen uit Qatar, Japan, Thailand en Turkije. De Belgische voetbalwereld heeft sindsdien zijn reputatie van business-laboratorium niet kunnen afschudden. We zijn het kruispunt geworden van een internationaal fenomeen dat de afgelopen twintig jaar opgeld heeft gemaakt: de aankoop van Europese teams door staatsinvesteringsfondsen uit de Golfstaten, Aziatische miljardairs of Russische oligarchen.

In de nasleep van de coronacrisis kwamen ook Amerikaanse investeringsmaatschappijen in actie. In Italië bezitten de private equity- of durfkapitaalbedrijven nu bijna de helft van de teams in Serie A. Frankrijk maakt een soortgelijke evolutie door, met PSG dat afgelopen december 12,5% van zijn kapitaal verkocht aan een dergelijke structuur. In België werd de verkoop van Standard aan 777 Partners (maart 2022) als een keerpunt beschouwd. Tot dan toe leken onze historische clubs immuun voor een buitenlands meerderheidsbelang.

Cash graag

2022 was een cruciaal jaar, met twee van de grootste Europese clubs die onder Amerikaanse vlag voeren: Chelsea, gekocht voor 4,97 miljard euro door het consortium BlueCo, en AC Milan, verkocht voor 1,2 miljard euro aan het RedBird-fonds. Tot dan toe hadden Amerikaanse bedrijven genoegen genomen met investeringen in clubs van een lager kaliber, Europese competities of uitzendrechten. “Die transacties trokken de aandacht van andere investeringsfondsen, ook kleinere bedrijven, de middle market. Ze richtten zich op de Belgische clubs omdat ze daar kansen zagen”, zegt Jesse De Preter, advocaat bij Atticus Law Offices. Het kantoor werkt al verschillende jaren achter de schermen in de bedrijfswereld, en meer bepaald in die van het durfkapitaal, onder de vlag Baker McKenzie en Clifford Chance.

Rafael Leao (AC Milan)

Dat soort fondsen, die gefinancierd worden door allerlei soorten investeringen van privéfortuinen tot verzekeringsmaatschappijen, hebben allemaal een gelijkaardige tactiek: ze gaan voor meer risico en beloven een return on investment (ROI) op korte tot middellange termijn; gemiddeld vijf jaar. Ze richten zich op niet-beursgenoteerde bedrijven, zetten in op hun groeipotentieel en hopen ze met een meerwaarde te verkopen – terwijl ze zelf een deel van de inkomsten afromen. Anders gezegd: over het algemeen zijn ze niet geïnteresseerd in de lange termijn of filantropie. “Private-equityfondsen hebben de afgelopen jaren veel geld opgehaald en zitten op een berg cash”, zegt Sam Sluismans, managing partner van Deloitte, dat de jaarlijkse auditrapporten over de Pro League opstelt. “Een aantal van die bedrijven is ervan overtuigd dat ze de waarde van de clubs kunnen verhogen”, voegt hij eraan toe. Alleen al in 2023 hebben de financiers van sectoren als industrie, media of technologie, alles bij elkaar bijna 600 miljard euro uitgegeven.

De 28 teams in de twee hoogste Belgische divisies zijn wanhopig op zoek naar cash, vooral omdat ze verzwakt zijn door de coronacrisis. De Pro League legde ze bovendien nieuwe regels op om de staat van hun rekeningen te beoordelen: als ze binnen vijf jaar geen positief eigen vermogen hebben, kunnen ze het seizoen beginnen met een puntenaftrek. De context is dus gunstig voor de komst van nieuwe structuren, ook al omdat de markt voor de grote Europese competities al verzadigd lijkt. Aan de andere kant van de Atlantische Oceaan zijn American football, baseball en basketbal onbetaalbaar, terwijl de voetbalclubs uit de Major League Soccer wettelijk maar 30% van hun kapitaal kunnen toevertrouwen aan investeringsmaatschappijen. Dat alles leidde tot een huwelijk uit noodzaak in plaats van passie, aan de vooravond van het WK 2026 dat mee door de Verenigde Staten wordt georganiseerd. “De investeringsfondsen zetten in op de groei van ‘soccer’ in de komende jaren”, zegt Luc Arrondel, een onderzoeker aan het Franse onderzoeksinstituut CNRS die gespecialiseerd is in de voetbaleconomie. “Tot nu toe waren we eraan gewend dat clubs werden geleid door miljardairs die niet noodzakelijk financiële motieven hadden. De komst van investeringsfondsen heeft het spel veranderd.”

Multinationale dochterondernemingen

Sinds de herfst van 2020 zijn Amerikaanse consortiums meerderheidsaandeelhouder geworden van Oostende (Pacific Media Group), Beveren (Bolt Football Holdings), Patro Eisden Maasmechelen (The Common Group), Standard (777 Partners), RWD Molenbeek (Eagle Football Holdings) en – meer recent – RFC Liège (DPVC Sports). Sporting Charleroi, een van de laatste clubs die de overstap maakten, koos er wel voor om de controle te behouden en maar een minderheidsaandeel over te dragen aan de Catalytik Group, vertegenwoordigd door David Helmer. Helmer, voornamelijk actief in medische apparaten, zou gevraagd zijn om een silent partner te blijven. Hij droeg bij aan een kapitaalsverhoging van zes miljoen euro. De aankondiging afgelopen december viel samen met het eerste boekhoudkundige verlies voor de Zebra’s in tien jaar. Zelfs het machtige Club Brugge had er in 2021 al mee ingestemd om meer dan 23% van zijn aandelen te verkopen aan Orkila Capital, voor een bedrag van 50 miljoen euro.

“Een voetbalclub geeft meer geld uit dan er binnenkomt. Als je een vorm van winst wil bereiken, kan dat niet via de recettes”, zegt Luc Arrondel. Dus gebruiken de fondsbeheerders de klassieke hefbomen die tot nu toe goed hebben gewerkt: ze stappen in tegen een lage prijs, richten zich op entiteiten die van nature schulden hebben en betalen dan de schulden af dankzij de inkomsten uit marketing, ticketverkoop en televisierechten. Om een meerwaarde te realiseren, optimaliseren ze de kosten, onder meer door de loonkosten te drukken. En ze diversifiëren de risico’s door een internationaal netwerk van clubs te ontwikkelen. Het wordt wel eens ‘gedeelde eigendom’ genoemd: een melkweg van verschillende ploegen in één hand, zoals een multinational en zijn dochterondernemingen. Onder de vlag van 777 Partners maakt Standard nu deel uit van een groep die zich uitstrekt van Genua tot Rio de Janeiro – een stad van waaruit Molenbeek regelmatig spelers ziet arriveren. De bezittingen van eigenaar John Textor strekken zich uit van Botafogo tot Lyon. “In de Verenigde Staten is er in bijna elke sport of competitie een moederclub en een satellietclub. Het is er gebruikelijk om als netwerk te opereren”, legt Jesse De Preter uit.

Die bijna systematische aanpak helpt om sneller te presteren en schaalvoordelen te behalen. Het is mogelijk de aanwervingscellen te bundelen en de spelers en leden van de technische staf kunnen van het ene team naar het andere verhuizen, afhankelijk van de behoeften en sportieve resultaten. De Belgische biotoop is ook aantrekkelijk omdat hij net als andere tussenliga’s zoals Nederland of Portugal een hele reeks voordelen biedt: een strategische ligging in het hart van Europa, beperkte exploitatiekosten dankzij een klein grondgebied, lagere loonkosten en lakse autoriteiten, die maar een quotum van zes Belgen eisen op een wedstrijdformulier van twintig personen. De Pro League profiteert ook van de kwalitatieve opleiding, wat ook blijkt uit de goede prestaties van de Rode Duivels. De hoop is dat er binnen de groep een jong talent zal opgroeien, zoals een junior medewerker die van het ene zusterbedrijf naar het andere gaat, voordat hij wordt verkocht en een mooie bonus oplevert.

Sovjetlogica

Het beste voorbeeld is Arthur Theate. Hij werd in 2020 gratis aangetrokken door Oostende. De Luikse verdediger, inmiddels Rode Duivel, verwisselde de Belgische kustploeg al twee jaar later voor zeven miljoen euro voor Bologna. “Een enkele transfer kan soms volstaan om de initiële investering terug te betalen”, vat advocaat Jesse De Preter samen. En anders kun je ook sancties omzeilen. AS Nancy (Frankrijk), dat in 2021 geen spelers meer mocht aantrekken, vertrouwde op de Oostendse collega’s bij Pacific Media Group (PMG) om spelers uit te lenen en zo hun team bij te vullen. Olympique Lyonnais haalde de afgelopen zomermercato dezelfde truc uit door Ernest Nuamah te contracteren via hun satelliet in Molenbeek.

Arthur Theate

Dat is de schoonheid – of ironie – van de netwerklogica, die vergelijkbaar is met de vroegere Sovjetunie: alle voor- en nadelen, winsten en schulden stapelen zich op in dezelfde pot. Maar Oostende heeft ernstige financiële moeilijkheden en zou nu toch moeten worden onttrokken aan het PMG-consortium, waarvan de andere vestigingen zich bevinden in Nancy (Frankrijk), Barnsley (Engeland), Esbjerg (Denemarken) en Thun (Zwitserland). Dat was waarschijnlijk niet de oorspronkelijke visie van Chien Lee, het Chinees-Amerikaanse gezicht van de groep. Hij had een web van tweederangsclubs geweven om de Moneyball-methode in te voeren, genoemd naar de film over de onverwachte prestaties van een baseballclub dankzij een goedkope statistische aanpak. Van de vijf clubs is alleen FC Thun niet gezakt naar een lagere divisie.

“De geschiedenis toonde aan dat winst maken en titels winnen vaak onverenigbaar zijn”, zegt econoom Luc Arrondel. Hij haalt het voorbeeld aan van de City Football Group, die naast zijn wortels in Melbourne en Lommel ook zwaar investeert – zelfs met verlies – in vlaggenschip Manchester City. Omgekeerd worden clubs omgevormd tot speculatieve producten en wordt een voetbalseizoen gereduceerd tot de transfers. En ondertussen kijken de fervente fans van Standard Luik hulpeloos toe hoe het eerste team en de reserves slechte resultaten boeken. Beide clubs, actief in D1A en D1B, flirten met de sportieve en financiële degradatie.

Latest article